lexicale bijvoegsels (of semantische bijvoegsels) zijn gebonden elementen die verschijnen als bijvoegsels, maar functioneren als opgenomen zelfstandige naamwoorden binnen werkwoorden en als elementen van zelfstandige naamwoorden. Met andere woorden, ze zijn vergelijkbaar met woordwortels/stengels in functie, maar vergelijkbaar met affixes in vorm. Hoewel ze vergelijkbaar zijn met opgenomen zelfstandige naamwoorden, verschillen lexicale bijvoegsels in die zin dat ze nooit voorkomen als zelfstandige naamwoorden, dat wil zeggen dat ze altijd verschijnen als bijvoegsels.
lexicale Affixen zijn relatief zeldzaam., De Wakashan—, Salishan-en Chimakuan-talen hebben allemaal lexicale achtervoegsels-de aanwezigheid van deze talen is een kenmerk van het Pacifische noordwesten van Noord-Amerika.
de lexicale achtervoegsels van deze talen vertonen vaak weinig tot geen gelijkenis met vrije zelfstandige naamwoorden met vergelijkbare betekenissen. Vergelijk de lexicale achtervoegsels en vrije zelfstandige naamwoorden van noordelijke straat Saanich geschreven in de spelling van Saanich en in de Americanistische notatie:
lexicale achtervoegsels hebben, in vergelijking met vrije zelfstandige naamwoorden, vaak een meer algemene of algemene betekenis., Bijvoorbeeld, een van deze talen kan een lexicaal achtervoegsel hebben dat water in algemene zin betekent, maar het kan geen zelfstandig naamwoord equivalent hebben dat verwijst naar water in het algemeen en in plaats daarvan meerdere zelfstandige naamwoorden met een meer specifieke betekenis hebben (zoals “zout water”, “whitewater”, enz.). In andere gevallen zijn de lexicale achtervoegsels in verschillende gradaties grammaticaliseerd.
sommige taalkundigen hebben beweerd dat deze lexicale achtervoegsels alleen bijwoordelijke of bijvoeglijke begrippen aan werkwoorden bevatten., Andere taalkundigen zijn het er niet mee eens dat ze bovendien syntactische argumenten kunnen zijn, net als vrije zelfstandige naamwoorden en dus lexicale achtervoegsels gelijkstellen met opgenomen zelfstandige naamwoorden. Gerdts (2003) geeft voorbeelden van lexicale achtervoegsels in de Halkomelem–taal (de woordvolgorde is hier werkwoord–subject – object):
in zin (1) is het werkwoord “wassen” šak’əətəs waar šak’ʷ-de wortel is en-ət en -əs inflectionele achtervoegsels zijn. Het onderwerp “de vrouw” is łə słeniʔ en het object “de baby” is łə qeq. In deze zin is “de baby” een vrij zelfstandig naamwoord., (De niʔ is hier een hulpbron, die voor verklarende doeleinden kan worden genegeerd.)